Bergafwaarts kwam
ik, hongerig, maar niet dood. Koud, maar de hitte in mij was bestendig Tegen de Noordenwind; moe, toch leek die
rust Het beste ding onder het dak.
Bij het hotel had
ik eten, vuur, en rust,
Wetend hoe hongerig, koud, en moe ik was.
De hele nacht was redelijk uitgestorven behalve Een uil’s huil, het meest weemoedig gejank,
Wetend hoe hongerig, koud, en moe ik was.
De hele nacht was redelijk uitgestorven behalve Een uil’s huil, het meest weemoedig gejank,
Lang en duidelijk uitgeschud op de heuvel, Geen vrolijke boodschap, noch oorzaak van vreugde,
Maar een die mij duidelijk vertelde waar ik aan ontsnapte
En anderen konden dat niet, die nacht, toen ik naar binnen ging.
En anderen konden dat niet, die nacht, toen ik naar binnen ging.
En gezouten was
mijn voedsel, en mijn stilte,
Gezouten en ontnuchtert, ook, door de vogel's stem
Sprekende voor allen die liggen onder de sterren,
Soldaten en de armen, onbekwaam zich te verheugen.
Gezouten en ontnuchtert, ook, door de vogel's stem
Sprekende voor allen die liggen onder de sterren,
Soldaten en de armen, onbekwaam zich te verheugen.
No comments:
Post a Comment